Ans en Frans Jacobs, Frans en Ans Jacobs,
Ans Jacobs, Frans Jacobs, Nadelgrat, Graechen, Grächen, Gruber, Rittinen,
Mattmark, Mattmarksee, Mattmarkstuwmeer, Monte Rosamassief, Durfourspitze,
Visp, Täsch, Gornergat, Gornergratbahn, Zermatt, Matterhorn, Mattertal,
Wallis, Valais, Riffelalp, Riffelberg, Rotenboden, Riffelsee, Matterhorngletscher,
Moosalp, Kandersteg, Steg, Goppenstein, kander, Törbel, Embt, Stalden,
Hannigalp, Mattmarksee, Saastal,Stalden, Neubrück, Zermatt, St. Niklaus,
Brig, Visp, Sion, Nufenenpas, Nufenenpass, Airolo, Täsch, Fuxstein Kapelle,
Gornerschlucht, Mittelallalin, Geschinen, Münster, Ulrichen, Gotthardpass, Furkapass, Ausserberg, Alpin Express, Fee Express
Lötschtal, Lötschtaler Höheweg, Lötschtaler Höhenweg, Wiler, Blatten, Fafleralp, Wiler, Blatten, Fafleralp, Lauchernalp, Langgletscher
Over het Lötschental
Het Lötschental bestaat eigenlijk
uit twee gedeelten: een woest, steil en stenig gedeelte tussen Gampel
(634 m) in het Rhônedal en Goppenstein (1216 m), en vervolgens een
bijzonder groen en vriendelijk gedeelte, omzoomd door drie- en vierduizenders,
tussen Ferden (1374 m) en Fafleralp (1788 m).
Geschiedenis
De allereerste sporen van bewoning zijn afkomstig van zo'n 1000 jaar v.C.
Het dal heeft altijd een bijzonder geïsoleerde ligging gehad. Pas
in 1913, toen de Lötschbergspoorweg van Brig naar Bern werd geopend,
kwam daar enige verandering in. De wegverbinding vanuit Gampel bestaat
echter nog maar enkele tientallen jaren. Omdat het dal vroeger slechts
een paar maanden per jaar bereikbaar was, hebben zich in de loop der eeuwen
een aantal typische gebruiken ontwikkeld die ook nu nog in ere worden
gehouden. Een voorbeeld daarvan zijn de houten maskers (Tschäggätä),
die men in heel Oberwallis tegenkomt maar die oorspronkelijk uit het Lötschental
afkomstig zijn. Deze maskers met een tamelijk onvriendelijk gnoomgezicht
worden gedragen door jongens uit het dal, die gekleed in een schapevel
op de jaarlijkse vastenavond (meestal eind februari) door de dorpen rennen
om zo de geesten (én de meisjes) te laten schrikken en de winter
het dal uit te jagen. De bevolking kent inderdaad nog een aantal boze
geesten, zoals de Wilde Man, de Zwarte Bok en het levensgevaarlijke Lauwi-dier.
Aan deze laatste worden de lawines toegeschreven.
Goppenstein
In Goppenstein verdwijnt de Lötschberg spoorwegtunnel (14,6 km) richting
Bern, en rijden regelmatig de autotreinen van en naar Kandersteg in het
Berner Oberland. Op de eerste verdieping van het station van Goppenstein
is het bezoekerscentrum van het Alptransit-project te bezichtigen (dagelijks
geopend, vrij entree). In 1998 werd na verschillende referenda het licht
op groen gezet voor de bouw van twee nieuwe spoorwegtunnels (Gotthard
en Lötschberg). Het zijn de grootste projecten in de Zwitserse tunnelbouwgeschiedenis.
De nieuwe tunnel loopt 400 meter onder Goppenstein; de totale tunnellengte
(Fruttigen-Raron) zal 35 km bedragen. Als de tunnel in 2006 in gebruik
wordt genomen, zullen er vooral reizigers- en goederentreinen gebruik
van maken. De reistijd Bern-Milaan zal bekort worden tot nog geen drie
uur. Vrachtauto’s die Zwitserland als doorgangsland gebruiken, zullen
al buiten Zwitserland op de trein gezet kunnen worden. De huidige Lötschbergtunnel
zal voor autotransport in gebruik blijven. Achter het station begint een
gemarkeerd wandelpad (duur: circa een uur) rondom de bouwplaats van de
tunnel. Het is soms steil, goed schoeisel is absoluut noodzakelijk. Vanuit
een werktunnel komt het puin uit de 400 meter lager gelegen basistunnel.
Puintreinen rijden af en aan; in Raron wordt het puin verder verwerkt.
Er is een koelsysteem voor het water gebouwd; bij de tunnelbouw stuit
men soms op waterstromen die warmer zijn dan 50 graden. Als er bergkristal
of ander kostbaar gesteente gevonden wordt, dan (zo wil de traditie in
de tunnelbouw) mogen de tunnelbouwers dit zelf behouden. Voor (actuele)
achtergrondinformatie over de tunnelbouw: kijk hier. Na Goppenstein verandert
het landschap in het vriendelijke gedeelte van het Lötschental.
Ferden (1374 m; 350 inw.)
Ferden ligt aan het begin van het dal, net in de knik naar het noordoosten.
Het is een doorsneedorp, maar zonder meer een goede verblijfplaats en
uitgangspunt voor tochten en wandelingen. In Ferden wordt op tweede paasdag
aan iedereen in het dorp een stukje kaas gegeven met wat brood en wijn.
Dit gebruik grijpt terug op een oude legende waarin verhaald wordt dat
een boze geest bezit nam van de ziel van een overleden herder, wiens levenswandel
niet al te onberispelijk was geweest. 's Nachts joeg de demon het vee
uit de stallen het dal in. Als de mensen van het dorp 's ochtends eindelijk
hun beesten weer naar huis hadden gejaagd, was de melk intussen onbruikbaar.
Om de betovering te vebreken, beloofden zij om iedere jaar de melk van
twee dagen aan de armen uit te delen. Daarop vluchtte de boze geest en
werd het vee weer met rust gelaten. Om het zekere maar voor het onzekere
te nemen, wordt in Ferden nog steeds aan dit Spend von Ferden vastgehouden
en maakt men er tegelijk een feestdag van. De Lötschenpas (2690 m),
is te voet bereikbaar vanuit Ferden en werd tot het begin van de twintigste
eeuw veel gebruikt voor verkeer tussen Berner-Oberland en Wallis.
Kippel (1380 m; 400 inw.)
Het volgende dorpje in het Lötschental is Kippel (1347 m). Het is
de belangrijkste plaats van het dal. De witte kerk staat er in zijn huidige
vorm sedert 1742. Iets minder dan 50 jaar na de bouw van de kerk hadden
de Lötschentalers genoeg geld gespaard, en konden ze zich vrijkopen
bij de bisschop van Sion. Kippel zou je het religieuze centrum van het
dal kunnen noemen. Het kerkhof naast de kerk is mooi om zijn eenvoud:
kleine houten, donkere kruizen voor de overleden volwassenen en witte
op de graven van de kinderen. Op kerkelijke hoogtijdagen, waaronder Fronleichnam
(Sacramentsdag, tweede donderdag na Pinksteren) is er in Kippel een feestelijke
processie, waaraan wordt deelgenomen door de goddelijke grenadiers. Dorpelingen
dragen dan oude grenadiersuniformen, die stammen uit de tijd dat veel
Lötschentalers als huurling dienden in de legers van Frankrijk en
België. Kippel heeft ook een klein museum, waar de geschiedenis en
gebruiken van het volk worden getoond.
Andere dorpjes
Wiler heeft een duidelijk ander karakter dan de overige dorpen in het
dal. Dat komt omdat een brand in 1909 het dorp geheel in de as legde,
en de dorpelingen het vervolgens opnieuw opbouwden. Kuhmad is niet meer
dan een gehucht, dat volgt na de dorpjes Ried en Blatten. Links van de
weg staat een kapel uit 1655, de Maria Heimsuchung. In het interieur springt
het rijk vergulde altaar uit het begin van de 18e eeuw in het oog en een
stenen Mariabeeld uit het begin van de 16e eeuw. Fafleralp (1788 m) is
het einde van de bewoonde wereld. Een groot, houten hotel met een ouderwets-nostalgisch
interieur herinnert aan de start van het toerisme in het Lötschental
in de eerste helft van deze eeuw. De self-service afdeling, opzij van
het oude hotel gelegen, getuigt dat ook hier de tijd niet heeft stilgestaan.
Te voet zijn vanuit Fafleralp mooie tochten te maken, zoals naar de dominerende
Langgletsjer en naar de Lötschenlücke (3178 m). Hierover kan
het toeristenbureau in Wiler u nader informeren.
Klik hier voor het
Lötschental |